De drogesponsgrond van maart vraagt om een nieuw waterbeleid
Door de weersextremen moet Nederland dringend zijn waterbeleid herzien. ‘Water werd als een vijand gezien, het vasthouden is een relatief nieuw concept.’
Door Basia Elting
Begin dit jaar viel de regen nog met bakken uit de lucht. Januari was een natte maand, met overstromende beekjes, ondergelopen kelders en drassige natuurgebieden. Maar eind januari sloeg het weer abrupt om. De regen stopte, de zon nam het over en maart eindigde als de droogste maart sinds het begin van de metingen in 1906.
Gemiddeld viel er vorige maand in Nederland slechts 6 millimeter neerslag. Normaal is dat 53 millimeter. Inmiddels is het begin april en is de droogte overal zichtbaar: geel gras, verdorde bladeren en natuurbranden die woeden op de Veluwe en in Limburg.
Volgens Peter Siegmund, klimaatexpert van het KNMI, passen de weersextremen binnen een breder patroon. Door klimaatverandering wordt Nederland warmer, met nattere winters en drogere warme seizoenen. Warmere lucht kan meer vocht vasthouden, waardoor er uit buien meer neerslag valt.
Dat het in de lente en zomer droger wordt, komt doordat de hoeveelheid buien afneemt en verdamping toeneemt. Zodra de verdamping groter is dan de neerslag, ontstaat droogte. Dit jaar begon die al in februari en zette die zich voort in maart en april.
Meer zonuren
Volgens Siegmund zorgt niet alleen de hogere temperatuur voor droogte. Ook meer zonuren dragen bij aan verdamping, een fenomeen dat volgens hem niet per se toe te schrijven is aan klimaatverandering, maar ook toeval kan zijn. “Een hogedrukgebied boven Nederland speelde de afgelopen tijd een rol.”
Dit hogedrukgebied ontstaat door een ‘gesplitste straalstroom’, een sterke luchtstroom op 10 kilometer hoogte. Hierdoor komt Nederland in een droge, zonnige luchtstroom terecht, terwijl het in Spanje flink regent.
Hoewel er nu nog voldoende water is voor landbouw en natuur, baart het droge voorjaar de waterschappen zorgen. “We starten dit seizoen met een slechte uitgangspositie”, zegt Jeroen Haan, dijkgraaf bij waterschap De Stichtse Rijnlanden. Hij vergelijkt een uitgedroogde bodem met een harde en droge spons: water loopt er eenvoudig overheen en dringt nauwelijks door, terwijl een vochtige bodem het water juist vasthoudt. “Planten groeien veel beter op een natte bodem, en dat wordt bij droogte lastig.”
Als het de komende weken geregeld regent is er volgens Haan niks aan de hand. “Maar we zien nu al dat de droogte van dit jaar de kurkdroge zomer van 2020 begint te benaderen. Daar houden we serieus rekening mee.”
Extreme droogte is het nieuwe normaal
Bij aanhoudende droogte bepaalt het zogenoemde ‘verdringingsbeleid’ welke vormen van watergebruik prioriteit krijgen: drinkwater en kwetsbare natuur gaan voor, terwijl sportvelden en grasland lager staan. Sinds begin april geldt in delen van Noord-Brabant al een verbod op het besproeien van sportvelden en weilanden met grondwater, vanwege de zandgrond die water snel laat wegzakken.
Waar het beleid voor extreme droogte vroeger als uitzonderlijk werd beschouwd, is het nu het nieuwe normaal geworden, zegt dijkgraaf Haan. “Het is inmiddels deel van het standaardbeleid van de waterschappen.” Stuwen staan bijvoorbeeld op de maximale hoogte om water vast te houden en waar mogelijk wordt extra water aangevoerd vanuit het IJsselmeer.
Ook de eerste natuurbranden van het jaar zijn gemeld. Toch is het belangrijk om dit in perspectief te plaatsen, zegt wetenschapsjournalist René Didde, die een boek schreef over droogte. “Elk voorjaar ontstaan er natuurbranden, omdat afgestorven vegetatie uit de winter nauwelijks vocht bevat. Eén sigarettenpeuk of een warme uitlaat kan al voldoende zijn.” Door de vroege droogte zijn branden dit jaar talrijker en verspreiden ze zich sneller.
Door de weersextremen moet Nederland volgens Didde dringend zijn waterbeleid herzien. “Ons systeem is eeuwenlang gericht geweest op het zo snel mogelijk afvoeren van water. Water werd als een vijand gezien, het vasthouden is een relatief nieuw concept.”
Skippyballen in sloten
Didde is positief over de pogingen om het water vast te houden. “Op enkele plekken is met succes geëxperimenteerd.”
Zo zijn er in Brabant ‘waterhouderijen’: natuurlijke opslagbekkens die in de winter worden gevuld en in het voorjaar gecontroleerd water afgeven. Boeren in Twente en de Achterhoek gebruiken opblaasbare barrières, vergelijkbaar met skippyballen, om water tijdelijk in sloten vast te houden. Wanneer ze het nodig hebben, bijvoorbeeld voor ploegen, laten ze de ballonnen weer leeglopen. En in Epe vangt het drinkwaterbedrijf Vitens jaarlijks 6 miljoen kubieke meter winterwater op, om deze voorraad later in het jaar te gebruiken.
Toch blijven het veelal lokale initiatieven. Didde: “De versnipperde verantwoordelijkheid tussen gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk zorgt ervoor dat centrale regie ontbreekt. We moeten de regionale successen overal in Nederland toepassen.”
Is deze droogte een voorbode van een hete zomer? Daar valt volgens Siegmund nu nog niets zinnigs over te zeggen. “Een droge lente betekent niet automatisch een hete zomer.”
Volgens de laatste weersverwachtingen blijft het tot en met 12 april droog. Daarna wordt er zo’n 35 millimeter regen verwacht tot 24 april. “Dat zou genoeg zijn om de ergste droogte te breken.”